In het gemeentehuis van Enschede zijn ambtenaren tijdens de vuurwerkramp al bezig geweest met het analyseren van dossiers. Een uitgebreide reconstructie op basis van bronnen.
De tijd is 15:35 uur op zaterdag 13 mei 2000. Terwijl buiten in de wijk Roombeek de vuurwerkramp voltrekt zijn binnen in het gemeentehuis van Enschede wethouders en ambtenaren al druk bezig met het analyseren van dossiers die te maken hebben met het vuurwerkbedrijf S.E. Fireworks. Omstreeks 16:15 uur arriveert burgemeester Jan Mans en besluit om een rampenstaf bijeen te roepen.
In het gemeentehuis is in de tussentijd echter al een kamer van een adviseur van burgemeester Jan Mans gaan fungeren als een inloopruimte voor ambtenaren. Zo ook voor twee milieuambtenaren die betrokken zijn bij de vergunningverlening aan het vuurwerkbedrijf en communicatie met defensiebureau Milan, welke de wettelijke taak had te adviseren bij het verlenen van vergunningen. De ambtenaren van de gemeente Enschede spelen in dit verhaal een bijzondere rol.
Verhuizing tegengewerkt
Nog geen jaar nadat het bedrijf S.E. Fireworks in april 1998 werd overgenomen van vorige eigenaar Harm Smallenbroek, wordt door de nieuwe eigenaren een verhuizingsverzoek ingediend bij de gemeente Enschede. Het bedrijf wilde naar het Euregio bedrijventerrein buiten de stad verhuizen, maar de gemeente steekt daar een stokje voor.
Het gebied dat dan nog bekend staat als Euregio I is dan slechts enkele jaren in ontwikkeling en huisvest ondanks het grote aantal hectares grond vooralsnog een relatief klein aantal bedrijven. Terwijl de gemeente nog volop bezig is met de planning en uitbreiding van het gebied onder de noemer Euregio II en III, meldt het bestuursorgaan aan het bedrijf dat het gewenste aantal vierkante meter grond te veel zou zijn in verhouding tot het aantal werknemers van het bedrijf waardoor de beschikbare percelen aan andere kandidaten worden vergeven.
Enkele maanden voor het verhuizingsverzoek diende het bedrijf in verband met het verwachte aantal evenementen in het millenniumjaar 2000 een nieuwe vergunningsaanvraag in. De aanvraag belandde bij de twee milieuambtenaren van de gemeentelijke Bouw- en Milieudienst. Na controles en adviezen van defensiebureau Milan wordt de aanvraag in juni 1999 door de gemeente Enschede goedgekeurd.
Het bedrijf is dan echter al verwikkeld in een juridisch conflict met de gemeente Enschede omdat de voorwaarden voor verhuizing naar een locatie buiten de stad steeds verder worden opgerekt. Zo moest het bedrijf eerst 25 en later 50 werknemers in dienst hebben om naar het Euregio bedrijvenpark te kunnen verhuizen. Uiteindelijk blijft het verhuizingsverzoek onbeantwoord en de rechter zou zich moeten gaan buigen over de juridische houdbaarheid van de onwil van de gemeente Enschede.
Die onwil vindt mogelijk zijn oorsprong in een geheime gronddeal met de vorige eigenaar van het vuurwerkbedrijf Harm Smallenbroek. De gemeente Enschede wilde de grond gebruiken voor de bouw van Groot Roombeek en moest grondeigenaren uitkopen. Indien het de gemeente Enschede zou lukken om de grond onder het bedrijf weg te kopen via de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg), oftewel de koop van de grond belast met een huurder, dan zou dit verstrekkende gevolgen hebben voor het afhandelen van het verhuizingsverzoek wanneer de gemeente Enschede eenzijdig de huidige huurovereenkomst kan opzeggen.
Het is dan 12 mei 2000 en de nieuwe eigenaren proberen nog steeds tevergeefs via een advocaat om van de gemeente Enschede antwoord te krijgen op hun verhuizingsverzoek. Zonder hen daarover te informeren, bevinden onderhandelingen tussen de grondeigenaar Harm Smallenbroek en de gemeente Enschede zich op een hoogtepunt met maximale opbrengst enerzijds en verbeterde machtspositie anderzijds.
De resterende vraag die dan nog voorligt is of de grond kan worden opgeleverd zonder dat het belast is met het vuurwerkbedrijf als huurder. Zo ja, dan zou de grond 300.000 gulden meer opleveren voor de grondeigenaar. Zo nee, dan zou de gemeente Enschede 300.000 gulden moeten uitkeren als schadeloosstelling voor de huidige huurder die door de verkoop van de grond onverwachts gedwongen wordt een nieuwe locatie te zoeken.
De grondeigenaar stelt de gemeente Enschede die dag zelfs een ultimatum waarin hij het volledige bedrag inclusief de 300.000 gulden eist voor de grond belast mét een huurder waarbij aktepassering en betaling op een privérekening op een zo kort mogelijke termijn dient plaats te vinden. De grond zou kort voor de transactie op papier overgeheveld worden van zakelijk onroerend goed naar privébezittingen kennelijk om te ontkomen aan de te verwachten belastingheffingen over de opbrengst. Naast het volledige bedrag wordt zelfs geëist dat niet de nieuwe eigenaren van het vuurwerkbedrijf maar hijzelf een voorkeursbehandeling zou moeten krijgen bij het vinden van een kavel op een bedrijventerrein voor een nieuw te stichten bedrijf.
De verkoop van de grond zou hoe dan ook consequenties hebben voor het verhuizingsverzoek van de nieuwe eigenaren van het vuurwerkbedrijf omdat het eenzijdig opzeggen van de huidige huurovereenkomst de onderhandelingspositie van het bedrijf zou ondermijnen. De onwil van de gemeente Enschede om op het verhuizingsverzoek te beslissen lijkt dan ook gemotiveerd te zijn door de lopende grondonderhandelingen waarbij het bestuursorgaan net zo lang wilde wachten totdat het formeel in het bezit zou zijn van de grond.
Wanneer een dag later de vuurwerkramp ontstaat en er op het gemeentehuis vragen van de pers binnenkomen die gaan over de verantwoordelijkheid van de gemeente, wordt door de milieuambtenaren in dossiers haastig gezocht naar passages uit adviezen van defensiebureau Milan.
Na het selecteren van passages ontstaat bij de gemeente Enschede het idee om een persconferentie te organiseren die zou gaan over de vergunningverlening aan het vuurwerkbedrijf en de relatie tussen de gemeente Enschede en het defensiebureau. Het plan is om met deze passages te wijzen op de adviezen die aan de gemeente Enschede waren uitgebracht en daarbij op te merken dat de milieuambtenaren het nu ineens vreemd vonden dat dergelijke adviezen waren verstrekt.
Terwijl de adviseur van de burgemeester telefonisch contact zoekt met het contactpersoon bij het defensiebureau, gaan de twee milieuambtenaren in dezelfde kamer verder met het analyseren van de originele S.E. Fireworks dossiers, herkenbaar aan de opvallende kaft en de originele aantekeningen die daarin zitten. De ambtenaren stellen verschillende nota's op voor burgemeester Jan Mans die gebruikt zouden moeten worden voor de persconferentie die op 15 mei 2000 zou plaatsvinden.
Wanneer de burgemeester nota's ontvangt en bestudeert besluit hij het plan voor de persconferentie te schrappen. Reden hiervoor zou zijn geweest dat hij vond dat het dossier te ingewikkeld was terwijl de persconferentie juist onduidelijkheid moest wegnemen. De verwachting was dat met het doorverwijzen naar het defensiebureau de persconferentie meer vragen zou oproepen dan beantwoorden.
Felle discussie
In het gemeentehuis wordt op dat moment de afspraak gemaakt dat er geen uitspraken over de dossiers naar buiten worden gebracht. Een van de milieuambtenaren neemt kort daarna vanuit de inloopruimte van de adviseur van de burgemeester de originele S.E. Fireworks dossiers mee. Er ontstaat dan een felle discussie tussen de adviseur en de ambtenaar waarin de adviseur verzoekt het dossier bij hem te laten liggen. De adviseur wilde er zeker van zijn dat er geen stukken uit het dossier zouden worden gehaald omdat hij er op dat moment al van overtuigd was dat de dossiers essentieel zouden zijn voor het vervolg van de ramp.
De milieuambtenaar geeft aan het verzoek van de adviseur echter geen gehoor en zegt tijdens de discussie dan ook dat de dossiers toebehoren aan de afdeling Bouw- en Milieudienst. Deze afdeling zou, volgens hem, als deskundige blijven waken over de dossiers. Mochten er vragen zijn dan kon deze afdeling "de inhoud van het dossier op de juiste manier vertalen." Het zou anders mogelijk zijn dat "er verschillende mensen in het dossier zouden gaan kijken en er niet deskundige mensen hier hun eigen oordeel over zouden geven."
Voor de adviseur van burgemeester is de discussie op dat moment echter niet voorbij. In de uren die volgen wordt intern gesproken over de ontstane discussie en er wordt besloten om de dossiers terug te gaan eisen. De dossiers zijn op dat moment al uren uit handen van de adviseur. Uiteindelijk wordt op 14 mei 2000 omstreeks 00:30 uur genoegen genomen met het maken van een kopie van de dossiers. De adviseur heeft op dat moment echter al signalen opgevangen dat meerdere personen inzage in de dossiers hebben gehad. Het is op dat moment niet meer mogelijk om te verifiëren of er geen stukken uit de dossiers zijn gehaald omdat deze niet zijn voorzien van een inhoudsopgave.
De kopie van de dossiers wisselt in de daaropvolgende dagen enkele keren van eigenaar. Zo wordt het eerst ondergebracht bij een jurist van de gemeente Enschede en later bij een gemeentesecretaris. Het originele exemplaar wordt wederom aan de milieuambtenaar overhandigd.
Dossiers geschoond
Op 14 mei 2000 omstreeks 11:00 uur brengen rechercheurs een bezoek aan het gemeentehuis. De rechercheurs bekijken verschillende dossiers en in het gesprek dat volgt wordt duidelijk dat een van de twee milieuambtenaren drie dagen eerder nog samen met het contactpersoon van defensiebureau Milan op bezoek is geweest bij het vuurwerkbedrijf. Dat bezoek kwam tot stand nadat het vuurwerkbedrijf wederom vroeg waarom de gemeente Enschede het verhuizingsverzoek niet beantwoordde.
Een dag later brengen rechercheurs wederom een bezoek aan het gemeentehuis en zien dan dat de hoeveelheid dossiers aanzienlijk is verminderd. Bij dit gesprek zijn dan meerdere milieuambtenaren aanwezig en de rechercheurs vragen al snel om een kopie van alle dossiers. Op dat moment ontstaat er in de kamer een gespannen sfeer. "Het hele dossier?" vraagt een van de ambtenaren, "Dat gaat dan wel even duren." Er moest volgens hen namelijk eerst overlegd worden met een juridisch medewerker van de gemeente.
Wanneer rechercheurs bevestigend antwoorden wordt door een van de ambtenaren aangegeven dat persoonlijke aantekeningen er wel uit zouden worden gehaald. De notities zouden op persoonlijke titel geschreven zijn en behoorden daarom niet thuis in het dossier. De rechercheurs nemen met die reactie geen genoegen en geven nogmaals aan dat zij een kopie van het hele dossier wensen te ontvangen. De gemeente blijft echter weigeren en uiteindelijk volgt het antwoord dat zij de dossiers zelf nog nodig hebben voor het gemeentelijke crisisteam. De rechercheurs vertrekken zonder dossiers.
Er gaan weken voorbij en op 30 mei 2000 brengen rechercheurs weer een bezoek aan het gemeentehuis. Zij hebben dit keer een bevel tot inbeslagneming bij zich waarmee de gemeente Enschede gedwongen wordt om dossiers inclusief aantekeningen te overhandigen. Op dat moment heeft een wethouder al een aanbiedingsbrief gedateerd 29 mei 2000 voor de rechercheurs beschikbaar. Bij de gemeente Enschede was het dus kennelijk al via een ander kanaal duidelijk geworden dat de rechercheurs op die dag met een bevel op bezoek zouden komen. De dossiers worden overhandigd en de rechercheurs beginnen hun onderzoek.
Wanneer de rechercheurs op het bureau te werk gaan rijst al snel het vermoeden dat de dossiers "geschoond" zijn. Zo ontbreekt alle correspondentie over de overgang van vorige eigenaar Harm Smallenbroek naar de nieuwe eigenaren en ontbreken vergaderverslagen en gespreksnotities over de mogelijke verplaatsing van het bedrijf naar aanleiding van het verhuizingsverzoek.
Door de gang van zaken wordt intern zelfs gesproken om de gemeente Enschede als verdachte aan te merken, maar door politieke druk gebeurt het niet. Uit het rapport van onderzoeker Paul van Buitenen blijkt dat wanneer de situatie met het Openbaar Ministerie wordt besproken diezelfde dag nog een bijeenkomst volgt waarin onverwachts niet wordt aangestuurd op het verder onderzoeken van deze omissies, maar juist op het vinden en koppelen van overtredingen aan de milieuvergunning die na het verhuizingsverzoek werd verleend.
Binnen het onderzoeksteam leeft dan nog steeds het gevoel dat de onderhandelingen met de grondeigenaar mogelijkerwijs te maken hebben met het ontstaan van de vuurwerkramp. Een aantal tactisch rechercheurs presenteren op 27 september 2000 echter op basis van het tot nog toe beschikbare materiaal de opzienbarende conclusie dat het gevoel "niet door concrete feiten of aanwijzingen wordt gestaafd."
De rechercheurs zien dan wel dat de verkoop van de grond zonder belasting met een huurder meer zou opleveren voor de grondeigenaar, maar de link met het aan de gemeente Enschede gestelde ultimatum van 12 mei 2000 wordt door hen niet gelegd omdat de conclusies vooralsnog gebaseerd lijken te zijn op de onvolledige dossiers. Wanneer op 30 maart 2001 een ambtenaar die betrokken is bij de grondonderhandelingen een verklaring aflegt lijkt het ultimatum met de opmerkelijke eisen echter wel degelijk van belang. De ambtenaar stelt dan dat "wanneer het bij een klein brandje op 13 mei 2000 was gebleven, de situatie opnieuw bekeken zou moeten worden." De ambtenaar zegt dan zelfs dat dit financiële consequenties kan hebben.
Die kleine brand zou mogelijkerwijs te maken kunnen hebben gehad met het te verwachten negatieve antwoord omdat de gemeente Enschede de door de grondeigenaar geëiste prijs te hoog vond en omdat de 300.000 gulden schadeloosstelling voor de huidige huurder wettelijk was vastgelegd waardoor het niet door hem opeisbaar was. Het gevolg van die brand zou bovendien ook het intrekken van de vergunning kunnen zijn geweest, waardoor het bedrijf ook dan niet meer op de huidige locatie zijn werkzaamheden zou kunnen uitoefenen en de grond uiteindelijk vrij zou zijn van een huurder. Ook de door de grondeigenaar geëiste voorkeursbehandeling bij het vinden van een kavel voor een nieuw te stichten bedrijf werd afgewezen omdat de verhuizingsprocedure slechts bedoeld is voor reeds bestaande bedrijven zoals het vuurwerkbedrijf van de nieuwe eigenaren.
Rechtelijke macht misleid
Wanneer de verdediging van het vuurwerkbedrijf op 1 juni 2001 aan de rechtbank verzoekt om gemeentelijke dossiers aan het procesdossier toe te laten voegen voor een eerlijk proces volgt van het Openbaar Ministerie het antwoord dat deze dossiers tijdens het onderzoek "niet boven water zijn gekomen." De Officier van Justitie misleidt met die halve waarheid de rechter omdat voor hem op dat moment al maandenlang duidelijk is dat rechercheurs vermoeden dat de desbetreffende dossiers zijn "geschoond." De nieuwe eigenaren van het vuurwerkbedrijf kunnen dan alleen nog maar toekijken hoe hun veroordeling wordt gebaseerd op onvolledige dossiers omdat tientallen jaren geheim blijft op welke wijze er met de gemeentelijke dossiers is gesjoemeld.
Het rapport van Van Buitenen dat op 13 mei 2020 werd gepubliceerd maakt duidelijk dat nog meer documenten uit het strafproces zijn gehouden. Het gaat daarbij onder andere om het op het bedrijfsterrein gevestigde voorkeursrecht dat aan de basis lag van de grondonderhandelingen, gemeentelijke dossiers over de opslag van vuurwerk en adviezen van de brandweer, dossiers over een bodemprocedure die de nieuwe eigenaren aanspanden tegen de vorige eigenaar in verband met een hoogoplopend conflict dat tot het moment van de ramp speelde, dossiers over een eerdere vuurwerkramp in Culemborg die op 14 februari 1991 plaatsvond, en de originele voorraadadministratie van het externe accountantskantoor De Jong & Laan.
De handelswijze van de gemeente Enschede begint pas inzichtelijk te worden wanneer een van de ambtenaren op 10 december 2001 belastend verklaart over wat er die dag op het gemeentehuis is gebeurd. Op dat moment heeft het Openbaar Ministerie echter al maximaal ingezet op het vuurwerkbedrijf en verdachte André de Vries. Het Openbaar Ministerie had bovendien enkele maanden eerder al de Pikmeerarresten ingeroepen waardoor de gemeente Enschede niet vervolgd zou worden. Het onderzoek naar de gemeente Enschede loopt daarom stuk en een nader onderzoek naar de grondonderhandelingen volgde dan ook niet.
Reacties