De minister van Justitie en Veiligheid moet alsnog 24 archiefdozen met documenten over de Enschesese vuurwerkramp beoordelen voor openbaarmaking. Dat heeft de Raad van State vanmorgen bepaald.
De minister van Justitie en Veiligheid weigerde ruim twee jaar lang om een verzoek tot openbaarmaking van vuurwerkramp-documenten in behandeling nemen. De Raad van State, de hoogste bestuursrechter van het land, heeft vandaag echter een einde gemaakt aan die weigering. De hoogste bestuursrechter bepaalde vanmorgen dat de minister het verzoek alsnog in behandeling moet nemen.
Het ging om een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Die wet is inmiddels opgevolgd door de Wet open overheid (Woo). De aanleiding voor het verzoek tot openbaarmaking was een lopend onderzoek van dit nieuwsmedium waaruit blijkt dat het ministerie van Justitie in het bezit is van een groot aantal documenten over de Enschedese vuurwerkramp die het vooralsnog geheim houdt.
De minister van Justitie weigerde ruim twee jaar lang om het verzoek in behandeling te nemen. Ook een bestuursrechter in Zwolle ging mee in de weigering van de minister om het verzoek in behandeling te nemen. Onterecht, zo bepaalde de Raad van State vandaag.
De Raad van State zette vanmorgen een streep door de uitspraak van de Zwolse bestuursrechter onder andere omdat de in de uitspraak getrokken conclusies niet konden worden onderbouwd. De Zwolse bestuursrechter stelde bijvoorbeeld dat er sprake was van misbruik van recht omdat er al eerder een ander omvangrijk verzoek was ingediend en omdat nu gevraagd werd een dwangsom in te stellen.
Uit het onderzoek ter zitting bleek echter dat het instellen van een dwangsom noodzakelijk was omdat in het vuurwerkramp-dossier geen enkel betrokken ministerie tijdig heeft beslist op verzoeken tot openbaarmaking, vaak ook zonder daarover te communiceren. In een aantal gevallen wordt al jaren op een beslissing gewacht.
Ook het indienen van een nieuw verzoek dat toeziet op nieuwe documenten die bij het ministerie van Justitie en Veiligheid tijdens een interne zoekslag boven water zijn gekomen was volgens de Raad van State legitiem: het gestelde doel is immers in overeenstemming met de doelen van de Wob en de Wob voorziet niet in de mogelijkheid de openbaarmaking van informatie te weigeren op de enkele grond dat voldoen aan een verzoek veel werk met zich meebrengt.
De minister Justitie en Veiligheid moet nu alsnog binnen zes maanden de documenten beoordelen en een nieuw besluit nemen met inachtneming van de uitspraak.
Reacties